12 Omdat ze lang bij de Heer bleef bidden, ging Eli op haar letten.
13 Doordat Hanna zachtjes in zichzelf praatte, zag hij wel haar lippen bewegen, maar hoorde hij haar niet. Daarom dacht Eli dat ze dronken was.
14 Hij zei tegen haar: "Hoe durf je hier te komen als je dronken bent? Zorg er maar voor dat je eerst nuchter wordt!"
15 Maar Hanna antwoordde: "Nee, mijn heer, ik ben [ niet dronken, maar ] heel erg verdrietig. Ik heb mijn hart uitgestort bij de Heer.
16 Denk alstublieft niet dat ik een slechte vrouw ben. Maar ik heb zo lang gebeden omdat ik zo vreselijk verdrietig ben."
17 Toen antwoordde Eli: "Ga dan in vrede naar huis. De God van Israël zal je geven wat je van Hem hebt gevraagd."
18 Hanna bedankte hem en vertrok. Ze at weer en keek niet meer verdrietig.