14 Hij was wijs en verstandig bij alles wat hij deed. En de Heer was met hem.
15 Toen Saul zag dat David zoveel succes had, werd hij nog banger voor hem.
16 Maar alle Israëlieten hielden van David. Want uit elke strijd kwam hij als overwinnaar aan het hoofd van het leger terug.
17 Saul zei tegen David: "Je mag met mijn oudste dochter Merab trouwen. Maar dan moet je mij als een dapper man in mijn leger dienen. Je moet de oorlogen van de Heer voeren." Hij dacht bij zichzelf: "Zo hoef ik hem niet zelf te doden. Dat zullen de Filistijnen wel voor me doen."
18 Maar David antwoordde: "Ik kan toch niet met een dochter van de koning trouwen? Mijn familie en ik zijn die eer helemaal niet waard!"
19 Maar toen de dag kwam dat David met Merab zou trouwen, gaf Saul haar aan Adriël uit Mehola tot vrouw.
20 Maar Michal, de andere dochter van Saul, hield van David. Toen Saul hiervan hoorde, was hij daar blij mee.