6 Toen David de Filistijn had verslagen, ging het leger van Israël terug naar huis. De vrouwen uit alle steden van Israël kwamen koning Saul met allerlei muziekinstrumenten dansend en zingend tegemoet.
7 De dansende vrouwen zongen: "Saul heeft duizenden verslagen, maar David tienduizenden!"
8 Toen werd Saul woedend. Het lied beviel hem helemaal niet en hij dacht: 'Ze geven David de tienduizenden en mij maar de duizenden. Straks wordt hij ook nog koning!'
9 Vanaf die dag vertrouwde Saul David niet meer en hield hij hem in de gaten.
10 De volgende ochtend had Saul weer last van de duivelse geest. Hij ging als een razende tekeer. David speelde zoals elke dag voor hem op zijn harp. Saul had zijn speer in de hand.
11 Plotseling gooide hij zijn speer naar David, om hem aan de muur te spietsen. Tot twee keer toe wist David de speer te ontwijken.
12 Saul werd bang voor David. Want de Heer was met David, maar bij Saul was Hij weggegaan.