9 Vanaf die dag vertrouwde Saul David niet meer en hield hij hem in de gaten.
10 De volgende ochtend had Saul weer last van de duivelse geest. Hij ging als een razende tekeer. David speelde zoals elke dag voor hem op zijn harp. Saul had zijn speer in de hand.
11 Plotseling gooide hij zijn speer naar David, om hem aan de muur te spietsen. Tot twee keer toe wist David de speer te ontwijken.
12 Saul werd bang voor David. Want de Heer was met David, maar bij Saul was Hij weggegaan.
13 Daarom wilde hij David niet meer in zijn buurt hebben. Hij maakte hem legeraanvoerder over duizend mannen. Aan het hoofd van dat leger trok David erop uit en aan het hoofd van dat leger kwam hij ook weer terug.
14 Hij was wijs en verstandig bij alles wat hij deed. En de Heer was met hem.
15 Toen Saul zag dat David zoveel succes had, werd hij nog banger voor hem.