1 David vluchtte uit Najot bij Rama. Hij kwam bij Jonatan en zei: "Wat heb ik dan gedaan? Wat heeft je vader tegen me? Waarom wil hij me doden?"
2 Maar Jonatan zei: "Dat kan niet! Mijn vader doet niets zonder het eerst aan mij te vertellen. Waarom zou mijn vader dit dan voor mij geheim gehouden hebben? Het is niet waar."
3 Maar David zwoer dat het waar was en zei: "Je vader weet heel goed dat ik je beste vriend ben. Daarom denkt hij: 'Jonatan mag het niet weten, want het zou hem maar verdrietig maken.' Maar ik zweer bij de Heer en bij jou dat ik maar één stap bij de dood vandaan ben."
4 Toen vroeg Jonatan aan David: "Wat wil je dat ik doe?"