20 Ik zal drie pijlen langs de rots schieten, alsof ik op een doel mik.
21 Ik zal tegen mijn schildknaap zeggen: 'Ga de pijlen zoeken.' Als ik duidelijk tegen de jongen zeg: 'De pijlen liggen dichterbij! Haal ze!' dan kun je komen. Dan is het veilig voor je. Dan is er niets aan de hand, dat zweer ik bij de Heer.
22 Maar als ik tegen hem zeg: 'De pijlen liggen verder weg!' dan moet je vluchten. Dan stuurt de Heer je weg.
23 Maar onthoud dat de Heer [ als Rechter ] tussen jou en mij staat, als je je niet aan je belofte houdt."
24 Toen verborg David zich in het veld.Op de eerste dag van de nieuwe maand ging de koning aan tafel voor de feestmaaltijd.
25 Hij ging op zijn vaste plek zitten, bij de muur. Jonatan zat tegenover hem, Abner ging naast Saul zitten, maar de plaats van David bleef leeg.
26 Maar Saul zei er die dag niets van. Want hij dacht: 'Er zal iets met hem gebeurd zijn. Hij is misschien niet rein [ en mag dus van de wet niet aan de maaltijd meedoen ]. Dat zal het wel zijn.'