10 En David zei: "Heer, God van Israël, ik heb gehoord dat Saul van plan is om naar Kehila te komen. Omdat ik hier ben, zal hij de stad verwoesten.
11 Zullen de bewoners van Kehila mij aan hem uitleveren? Is Saul inderdaad onderweg? Heer, God van Israël, vertel het me alstublieft." De Heer antwoordde: "Saul is onderweg."
12 Daarna vroeg David: "Zullen de bewoners van Kehila mij en mijn mannen aan Saul uitleveren?" De Heer zei: "Ze zullen jullie uitleveren."
13 Daarom verlieten David en zijn 600 mannen Kehila en trokken rond. Ze bleven nergens lang. Toen Saul hoorde dat David uit Kehila was ontsnapt, ging hij terug naar huis.
14 David woonde in berggrotten in de Zif-woestijn. Saul zocht alle dagen naar hem. Maar God zorgde ervoor dat hij hem niet kon vinden.
15 David hoorde dat Saul hem zocht en hem wilde doden. Hij verborg zich in een bos bij de Zif-woestijn.
16 Daar zocht Jonatan hem op.