18 Toen sloten die twee een verbond bij de Heer. David bleef in het bos, maar Jonatan ging naar huis terug.
19 Maar een paar mannen uit Zif gingen naar Saul in Gibea. Ze zeiden: "Weet u wel dat David zich bij ons verborgen heeft? Hij zit in de berggrotten in de bossen op de heuvel van Hachila, aan de zuidkant van de woestijn.
20 U kan hem gerust komen halen, mijn heer de koning. We zullen hem aan u uitleveren."
21 Saul zei: "De Heer zal jullie belonen, omdat jullie voor mij opkomen!
22 Ga terug en probeer er achter te komen waar hij precies zit en wie hem daar heeft gezien. Want ze hebben me gezegd dat hij erg sluw is.
23 Probeer te weten te komen waar precies zijn schuilplaatsen zijn. Kom dan bij mij terug en breng mij verslag uit. Dan zal ik met jullie meegaan. Als hij in het land is, zal ik hem vinden, ook al wonen er duizenden mensen in het gebied van Juda."
24 De mannen gingen onmiddellijk terug naar Zif, voor Saul uit. David en zijn mannen waren in de Maon-woestijn, in de vlakte aan de zuidkant van de woestijn.