12 Ik ga doen wat Ik tegen Eli gezegd heb over zijn familie. Ik zal alles doen wat Ik heb gezegd.
13 Ik heb hem laten weten dat Ik zijn familie zal straffen voor de slechte dingen die zij doen terwijl hij ervan wist. Want zijn zonen hebben geen ontzag voor Mij. Daarmee hebben ze er zelf voor gezorgd dat ze vervloekt zijn. En Eli heeft hen zelfs niet boos aangekeken.
14 Daarom heb Ik aan de familie van Eli gezworen: geen enkel vlees-offer of meel-offer zal voldoende zijn om hun de slechte dingen te vergeven die ze hebben gedaan."
15 Samuel bleef tot de volgende ochtend in bed liggen. Toen deed hij de deuren van het heiligdom van de Heer open. Hij durfde niet aan Eli te gaan vertellen wat de Heer had gezegd.
16 Maar Eli riep Samuel bij zich en zei: "Samuel!" En Samuel zei: "Hier ben ik."
17 Eli vroeg: "Wat heeft de Heer tegen je gezegd? Je mag er niets van verzwijgen. Vertel me alles wat Hij tegen je gezegd heeft."
18 Toen vertelde Samuel hem alles, zonder iets voor hem te verbergen. En Eli zei: "Hij is de Heer. Hij mag doen wat Hij wil."