10 Ze legden Sauls wapenrusting neer in de tempel van [ hun god ] Astarot. Zijn lichaam hingen op ze aan de muur van Bet-San.
11 De bewoners van Jabes in Gilead hoorden wat de Filistijnen met Saul hadden gedaan.
12 Toen gingen alle mannen die met wapens konden omgaan naar Bet-San. Ze liepen de hele nacht door en haalden de lichamen van Saul en zijn zonen van de muur af. Daarna gingen ze naar Jabes terug en verbrandden de lichamen daar.
13 Daarna begroeven ze de botten onder de boom van Jabes. Zeven dagen lang aten ze niets [ omdat ze over hen treurden ].