9 Maar toen de kist daar was, strafte de Heer de bewoners daar zwaar. Want alle bewoners van de stad, van hoog tot laag, werden doodziek. Ze zaten van top tot teen onder de puisten.
10 Toen stuurden ze de kist van God naar Ekron. Maar toen de kist van God in Ekron aankwam, jammerden de bewoners van Ekron: "Ze brengen de kist van de God van Israël hierheen om ons allemaal te doden!"
11 Ze riepen de stadskoningen van de Filistijnen bij elkaar en zeiden: "Stuur die kist van de God van Israël weg! Laat hem teruggaan naar zijn eigen plaats! Want anders doodt hij ons allemaal!" De bewoners van de stad waren helemaal in paniek. God strafte hen zwaar.
12 De mensen die nog niet waren gestorven, kregen grote puisten. Het gejammer van de bewoners was tot op grote afstand te horen.