13 Zo werden de Filistijnen verslagen. Ze durfden het gebied van Israël niet meer binnen te vallen. Zolang Samuel leider van Israël was, was de Heer tegen de Filistijnen.
14 Het lukte Israël om de steden die de Filistijnen van hen hadden veroverd, weer terug te veroveren. Dat was het hele gebied van Ekron en Gat, met de dorpen die bij die steden hoorden. Ook tussen Israël en de Amorieten was er vrede.
15 Zijn leven lang leidde Samuel Israël.
16 Elk jaar reisde hij langs Bet-El, Gilgal en Mizpa. Dan gaf hij in die plaatsen leiding aan Israël.
17 Daarna ging hij altijd weer terug naar Rama. Want daar woonde hij en daar leidde hij Israël. Hij bouwde in Rama een altaar voor de Heer.