18 En jullie mogen geen geld aan jullie Heer God geven dat jullie hebben verdiend met hoererij. Ook mogen jullie met zulk geld geen belofte afbetalen die jullie aan de Heer hebben gedaan. Want jullie Heer God vindt het walgelijk als jullie zulke dingen doen.
19 Vraag geen rente als jullie geld of voedsel of iets anders aan een Israëliet uitlenen.
20 Van buitenlanders mogen jullie rente vragen, maar niet van je volksgenoten. Dan zal de Heer God goed voor jullie zijn bij alles wat jullie doen in het land dat jullie gaan veroveren.
21 Als je de Heer God iets belooft, stel dan niet uit om te doen wat je hebt beloofd. Want de Heer God wil dat je doet wat je hebt beloofd. Als je dat niet doet, ben je schuldig.
22 Maar als je geen belofte doet, kun je hierin ook niets verkeerd doen.
23 Je moet alles doen wat je aan God hebt beloofd. Je was immers niet verplicht om iets te beloven. Je wilde het zelf.
24 Als je in iemands wijngaard loopt, mag je van zijn druiven eten als je honger hebt. Je mag zoveel eten als je wil. Maar je mag geen druiven ergens in meenemen.