10 Zo veroverden we al hun steden op de vlakte, dus heel Gilead en heel Bazan tot Salcha en Edreï. Dat zijn alle steden van het koninkrijk van Og in Bazan.
11 (Koning Og van Bazan was de laatste van het volk van reuzen. Hij had een ijzeren rustbank. Die wordt bewaard in de stad Rabba van de Ammonieten. Zijn rustbank is 9 el [ (4 m) ] lang en 4 el [ (1,8 m) ] breed, gemeten met de gewone el.)
12 Zo veroverden we toen dat land. Daarvan gaf ik het gebied vanaf Aroër aan de beek Arnon, en de helft van de bergen van Gilead en de steden die daar liggen, aan de stammen van Ruben en Gad.
13 De rest van Gilead met heel Bazan, dus het koninkrijk van Og, gaf ik aan de halve stam van Manasse. Zo kregen zij dus samen het hele gebied Argob. (Het hele land Bazan wordt het land van de reuzen genoemd.)
14 Jaïr, uit de stam van Manasse, kreeg de hele streek van Argob tot de streek van de Gezurieten en de Maächatieten. Hij noemde die streek naar zichzelf: Bazan Havvot Jaïr [ (= 'de dorpen van Jaïr') ]. Zo heet die streek nog steeds.
15 Aan Machir, [ ook ] uit de stam van Manasse, gaf ik Gilead.
16 Aan de stammen van Ruben en Gad gaf ik het gebied vanaf Gilead tot aan de Arnon. De zuidgrens liep door het midden van deze beek. De noordgrens was de beek de Jabbok. Daar begint het gebied van de Ammonieten.