17 Maar de twee vrouwen hadden diep ontzag voor God en deden niet wat de koning zei. Ze lieten de jongetjes leven.
18 Toen liet de koning de vrouwen komen en zei tegen hen: "Waarom hebben jullie dat gedaan? Waarom hebben jullie de jongetjes in leven gelaten?"
19 De vrouwen zeiden tegen de Farao: "De Hebreeuwse vrouwen zijn anders dan de Egyptische vrouwen. Ze zijn sterk. Voordat één van ons is gekomen, is het kind al geboren."
20 en
21 God beloonde de twee vrouwen. Omdat ze diep ontzag voor God hadden, gaf Hij hun allebei een gezin. En het volk werd steeds groter en machtiger.
22 Toen gaf de Farao aan zijn hele volk het bevel: "Gooi alle [ Hebreeuwse ] jongetjes die geboren worden in de rivier. Maar de meisjes mogen jullie laten leven."