17 Maar Ik zal ervoor zorgen dat de Egyptenaren koppig blijven. Ze zullen hen achterna gaan door de zee. Dan zal Ik aan de Farao en zijn hele leger, met al zijn strijdwagens en ruiters, laten zien hoe machtig Ik ben!
18 Heel Egypte zal toegeven dat Ik de Heer ben."
19 De Engel van God was aldoor voor het volk Israël uit gegaan. Nu verliet Hij zijn plaats en ging achter hen staan. Ook de grote, hoge wolk verliet zijn plaats vooraan het leger en ging achter hen staan.
20 Zo stonden zij tussen de Egyptenaren en de Israëlieten in. Aan de kant van de Egyptenaren was de wolk donker. Maar aan de kant van de Israëlieten gaf hij licht in de nacht. Daardoor kon de hele nacht het ene leger niet bij het andere leger komen.
21 Mozes had zijn hand uitgestrekt over de zee. En de Heer zorgde ervoor dat er de hele nacht een harde oostenwind waaide. Daardoor stroomde het water van de zee weg, zodat de bodem droog viel. Zo werd het water in tweeën gedeeld.
22 De Israëlieten gingen midden door de zee, over het droge. Het water stond als een muur links en rechts van hen.
23 De Egyptenaren kwamen achter hen aan door de zee, met alle paarden, wagens en ruiters van de Farao.