23 Toen kwamen ze [ bij een bron ] in Mara. Maar ze konden het water niet drinken, want het was bitter. Daarom noemden ze die plaats Mara [ (= 'bitter') ].
24 Toen mopperde en klaagde het volk tegen Mozes en zei: "Wat moeten we nu drinken?"
25 Mozes riep luid tot de Heer. Toen wees de Heer hem een stuk hout aan. Dat gooide Mozes in het water. Toen werd het water zoet. De Heer gaf hun daar wetten en leefregels en Hij stelde hen daar op de proef.
26 Hij zei tegen hen: "Ik wil zien of jullie je best zullen doen om te leven zoals Ik het wil. Als jullie doen wat Ik zeg en gehoorzamen aan mijn wetten en leefregels, zal Ik ervoor zorgen dat jullie niet getroffen zullen worden door één van de ziekten die over de Egyptenaren kwamen. Want Ik, de Heer, ben jullie Genezer."
27 Daarna kwamen ze bij Elim, waar 12 waterbronnen en 70 palmbomen waren. Daar zetten ze hun tentenkamp op.