1 Er was een man [ (Amram) ] uit de stam van Levi die trouwde met een vrouw [ (Jochebed) ] die ook uit de stam van Levi was.
2 Ze raakte in verwachting en kreeg een zoon. Toen ze zag dat het een mooi kind was, verborg ze hem drie maanden lang.
3 Maar langer kon ze hem niet verbergen. Daarom maakte ze een rieten mandje met een deksel. Ze smeerde het in met teer [ om het waterdicht te maken ] en legde het kind er in. Daarna zette ze het mandje tussen het riet langs de rivier.
4 De zus [ (Mirjam) ] van het kind ging op een afstand staan kijken wat er met hem zou gebeuren.