11 En ook al zagen ze God, toch bleven ze in leven. Zijn aanwezigheid doodde hen niet. Ze zagen God en aten en dronken.
12 De Heer zei tegen Mozes: "Kom naar Mij toe op de top van berg en blijf daar. Ik zal je [ twee ] platte stenen geven waarop Ik de wetten en leefregels [ van mijn verbond ] heb geschreven. Jij moet het volk die wetten en leefregels leren."
13 Toen klom Mozes met zijn dienaar Jozua de berg van God op.
14 Maar tegen de leiders zei hij: "Wacht hier op ons tot we bij jullie terugkomen. Aäron en Hur blijven bij jullie. Als er iets is, kunnen jullie naar hen toe gaan."
15 Toen klom Mozes de berg op. De wolk bedekte de berg.
16 De stralende aanwezigheid van de Heer was op de berg Sinaï. De wolk bedekte de berg zes dagen lang. Op de zevende dag riep Hij Mozes vanuit de wolk.
17 De aanwezigheid van de Heer leek op een laaiend vuur op de top van de berg. Alle Israëlieten zagen het.