9 Daarna klom Mozes met Aäron, Nadab en Abihu en 70 van de leiders van Israël de berg op.
10 Ze zagen de God van Israël. Het was alsof er onder zijn voeten tegels lagen van lazuursteen, zo helder blauw als de hemel zelf.
11 En ook al zagen ze God, toch bleven ze in leven. Zijn aanwezigheid doodde hen niet. Ze zagen God en aten en dronken.
12 De Heer zei tegen Mozes: "Kom naar Mij toe op de top van berg en blijf daar. Ik zal je [ twee ] platte stenen geven waarop Ik de wetten en leefregels [ van mijn verbond ] heb geschreven. Jij moet het volk die wetten en leefregels leren."
13 Toen klom Mozes met zijn dienaar Jozua de berg van God op.
14 Maar tegen de leiders zei hij: "Wacht hier op ons tot we bij jullie terugkomen. Aäron en Hur blijven bij jullie. Als er iets is, kunnen jullie naar hen toe gaan."
15 Toen klom Mozes de berg op. De wolk bedekte de berg.