7 De draagstokken moeten in de ringen [ van het rooster ] worden gestoken. Daaraan moet het altaar worden gedragen.
8 Maak het altaar van planken. Het altaar moet hol blijven. Maak het volgens het voorbeeld dat Ik je op de berg heb laten zien.
9 Maak een omheining rond de tent. Aan de zuidkant komt een doek van fijn linnen van 100 el [ (45 m) ].
10 Het hangt aan 20 palen die allemaal in een koperen voetstuk staan. Maak aan de palen haken en dwarsstangen van zilver [ om het gordijn aan vast te maken ].
11 Ook aan de noordkant komt een doek van 100 el, aan 20 palen die allemaal in een koperen voetstuk staan. Maak aan de palen haken en dwarsstangen van zilver [ om het doek aan vast te maken ].
12 Aan de westkant komt een doek van 50 el [ (22½ m) ].
13 Ook de oostkant wordt 50 el.