9 Maak een omheining rond de tent. Aan de zuidkant komt een doek van fijn linnen van 100 el [ (45 m) ].
10 Het hangt aan 20 palen die allemaal in een koperen voetstuk staan. Maak aan de palen haken en dwarsstangen van zilver [ om het gordijn aan vast te maken ].
11 Ook aan de noordkant komt een doek van 100 el, aan 20 palen die allemaal in een koperen voetstuk staan. Maak aan de palen haken en dwarsstangen van zilver [ om het doek aan vast te maken ].
12 Aan de westkant komt een doek van 50 el [ (22½ m) ].
13 Ook de oostkant wordt 50 el.
14 Hang daarvoor rechts van de ingang een doek van 15 el [ (6,75 m) ], met drie palen die alle drie in een [ koperen ] voetstuk staan.
15 Ook links van de ingang komt een doek van 15 el, met drie palen die alle drie in een [ koperen ] voetstuk staan.