28 Maak dan de twee ringen op de [ onderste ] twee hoeken van de borsttas vast aan de ringen van het priesterschort. Doe dat met een blauw koordje. Zo zal de borsttas vastzitten aan de gordel van het priesterschort. Dan kan hij niet van het priesterschort afschuiven.
29 Zo draagt Aäron de namen van de zonen van Israël op zijn hart als hij in het heiligdom komt. Zo zal Ik altijd aan de Israëlieten denken.
30 In de borsttas moet je [ twee stenen ] leggen: de Urim [ (= 'licht') ] en de Tummim [ (= 'volmaking') ] waarmee Aäron mijn beslissingen vraagt. Zo draagt Aäron ze op zijn hart als hij bij Mij komt. Zo zal Aäron de beslissingen die Ik voor Israël neem, altijd op zijn hart dragen als hij bij Mij komt.
31 De [ hoge ]priester draagt het priesterschort over een bovenkleed. Maak dat bovenkleed van blauwe stof. In het midden komt een halsopening.
32 Die moet rondom een sterk geweven rand hebben, zodat de halsopening niet kan scheuren.
33 Maak langs de onderrand van het kleed granaatappeltjes van blauwe, paarse en rode stof, met daartussenin gouden belletjes.
34 Telkens om en om een gouden belletje en een granaatappeltje, helemaal rondom langs de onderrand van het bovenkleed.