30 In de borsttas moet je [ twee stenen ] leggen: de Urim [ (= 'licht') ] en de Tummim [ (= 'volmaking') ] waarmee Aäron mijn beslissingen vraagt. Zo draagt Aäron ze op zijn hart als hij bij Mij komt. Zo zal Aäron de beslissingen die Ik voor Israël neem, altijd op zijn hart dragen als hij bij Mij komt.
31 De [ hoge ]priester draagt het priesterschort over een bovenkleed. Maak dat bovenkleed van blauwe stof. In het midden komt een halsopening.
32 Die moet rondom een sterk geweven rand hebben, zodat de halsopening niet kan scheuren.
33 Maak langs de onderrand van het kleed granaatappeltjes van blauwe, paarse en rode stof, met daartussenin gouden belletjes.
34 Telkens om en om een gouden belletje en een granaatappeltje, helemaal rondom langs de onderrand van het bovenkleed.
35 Aäron moet dit bovenkleed aan hebben als hij dienst doet. Het geluid van de belletjes moet te horen zijn als hij het heiligdom binnengaat en als hij naar buiten gaat. Anders zal hij sterven.
36 Maak een plaat van zuiver goud en snijd daarin de tekst: 'Heilig voor de Heer.'