24 Onderweg, op de plaats waar ze de nacht doorbrachten, kwam de Heer naar hem toe en probeerde hem te doden.
25 Toen nam Zippora een stenen mes en besneed daarmee haar zoon. Daarna raakte ze met het bloed zijn voeten aan en zei: "Je bent mijn bloedbruidegom."
26 Dat zei ze vanwege het besnijden. Toen liet Hij hem met rust.
27 Toen zei de Heer tegen Aäron: "Ga naar de woestijn. Daar zul je Mozes ontmoeten." Hij ging op weg en ontmoette hem bij de berg van God [ (= Horeb, Sinaï) ]. Hij omhelsde hem en kuste hem.
28 Mozes vertelde hem alles wat de Heer tegen hem had gezegd. Ook welke wonderen hij van God moest doen.
29 Mozes en Aäron riepen alle leiders van het volk Israël bij zich.
30 Aäron vertelde alles wat de Heer tegen Mozes had gezegd. Mozes deed de wonderen voor het volk.