21 Hij bracht de kist naar het achterste deel van de tent en hing het gordijn op, zodat niemand de kist meer kon zien – zoals de Heer het Mozes had bevolen.
22 Hij zette de tafel in de tent van ontmoeting aan de noordkant van de tent, bij het gordijn naar de allerheiligste kamer.
23 Hij legde daarop het brood neer voor de Heer – zoals de Heer het Mozes had bevolen.
24 Tegenover de tafel, aan de zuidkant van de tent, zette hij de kandelaar neer.
25 Hij stak de olielampen aan die voor de Heer moesten branden – zoals de Heer het hem had bevolen.
26 Hij zette het gouden altaar in de tent van ontmoeting neer, vóór het gordijn naar de allerheiligste kamer.
27 Hij stak op dat altaar de wierook aan – zoals de Heer het hem had bevolen.