23 Hij legde daarop het brood neer voor de Heer – zoals de Heer het Mozes had bevolen.
24 Tegenover de tafel, aan de zuidkant van de tent, zette hij de kandelaar neer.
25 Hij stak de olielampen aan die voor de Heer moesten branden – zoals de Heer het hem had bevolen.
26 Hij zette het gouden altaar in de tent van ontmoeting neer, vóór het gordijn naar de allerheiligste kamer.
27 Hij stak op dat altaar de wierook aan – zoals de Heer het hem had bevolen.
28 Hij hing het gordijn vóór de ingang van de tent van ontmoeting op.
29 Het altaar voor de brand-offers zette hij bij de ingang van de tent van ontmoeting. Daarop offerde hij het brand-offer en het meel-offer – zoals de Heer het hem had bevolen.