26 Hij zette het gouden altaar in de tent van ontmoeting neer, vóór het gordijn naar de allerheiligste kamer.
27 Hij stak op dat altaar de wierook aan – zoals de Heer het hem had bevolen.
28 Hij hing het gordijn vóór de ingang van de tent van ontmoeting op.
29 Het altaar voor de brand-offers zette hij bij de ingang van de tent van ontmoeting. Daarop offerde hij het brand-offer en het meel-offer – zoals de Heer het hem had bevolen.
30 Hij zette de waskom tussen de tent van ontmoeting en het altaar en deed er water in.
31 Daar moesten Mozes en Aäron en Aärons zonen hun handen en voeten wassen.
32 Als ze de tent van ontmoeting binnenkwamen of als ze naar het altaar gingen, wasten zij zich – zoals de Heer het Mozes had bevolen.