3 Toen zeiden ze: "De God van de Hebreeën is naar ons toe gekomen. Laat ons alstublieft drie dagen ver de woestijn in reizen. Daar willen we aan onze Heer God offers brengen. Als we dat niet doen, zal Hij ons misschien straffen met de pest of met oorlog."
4 Maar de koning van Egypte zei tegen hen: "Waarom proberen jullie het volk van het werk te houden? Vooruit! Ga weer aan het werk!
5 Het volk is groot, en jullie willen hen met hun werk laten stoppen?"
6 Diezelfde dag gaf Farao aan de slavendrijvers en opzichters het bevel:
7 "Jullie mogen het volk geen stro meer geven voor het maken van de stenen, zoals eerst. Ze moeten nu zelf stro gaan verzamelen.
8 Maar toch moeten ze net zoveel stenen maken als eerst. Jullie mogen niets van die hoeveelheid afhalen. Want ze zijn lui. Daarom roepen ze: 'Laat ons gaan om aan onze God offers te brengen.'
9 Laat die mannen nog harder werken! Dan hebben ze geen tijd om naar die onzin te luisteren!"