8 Mozes zei dit tegen de Israëlieten. Maar ze wilden niet naar hem luisteren, omdat ze het zo moeilijk hadden en ze nog steeds slaven waren.
9 Toen zei de Heer tegen Mozes:
10 "Ga naar de Farao. Zeg hem dat hij de Israëlieten uit zijn land moet laten vertrekken."
11 Maar Mozes antwoordde: "Heer, de Israëlieten luisterden al niet eens naar me. Waarom zou de Farao dan wél naar me luisteren? Ik kan niet eens goed spreken!"
12 Maar de Heer stuurde Mozes en Aäron naar de Israëlieten en naar de Farao. Hij wilde dat zij de Israëlieten uit Egypte zouden meenemen.
13 Dit zijn de familiehoofden van de familie van Israël:De zonen van Ruben, de oudste zoon van Israël, waren: Henoch, Pallu, Hezron en Karmi. Zij zijn de familiehoofden uit de familie van Ruben.
14 De zonen van Simeon waren: Jemuel, Jamin, Ohad, Jachin, Zohar en Saul. Saul was de zoon van een vrouw uit Kanaän. Zij zijn de familiehoofden uit de familie van Simeon.