3 Maar Ik zal de Farao koppig maken en Ik zal grote wonderen doen in Egypte.
4 Maar de Farao zal niet naar jullie willen luisteren. Daarom zal Ik Egypte zwaar straffen. En mijn volk, de stammen van Israël, zal Ik uit Egypte meenemen.
5 Dan zullen de Egyptenaren zien hoe machtig Ik ben. Ik zal de Israëlieten uit hun land wegleiden. Dan zullen de Egyptenaren toegeven dat Ik de Heer ben."
6 Mozes en Aäron deden wat de Heer hun had bevolen.
7 Mozes was 80 jaar en Aäron was 83 jaar toen ze bij de Farao kwamen.
8 De Heer zei tegen Mozes en Aäron:
9 "Als de Farao tegen jullie zegt: 'Doe eens een wonder [ om te bewijzen dat God jullie echt gestuurd heeft ]!' dan moet je tegen Aäron zeggen: 'Neem je staf en gooi die bij de Farao op de grond.' De staf zal in een slang veranderen."