5 Dan zullen de Egyptenaren zien hoe machtig Ik ben. Ik zal de Israëlieten uit hun land wegleiden. Dan zullen de Egyptenaren toegeven dat Ik de Heer ben."
6 Mozes en Aäron deden wat de Heer hun had bevolen.
7 Mozes was 80 jaar en Aäron was 83 jaar toen ze bij de Farao kwamen.
8 De Heer zei tegen Mozes en Aäron:
9 "Als de Farao tegen jullie zegt: 'Doe eens een wonder [ om te bewijzen dat God jullie echt gestuurd heeft ]!' dan moet je tegen Aäron zeggen: 'Neem je staf en gooi die bij de Farao op de grond.' De staf zal in een slang veranderen."
10 Mozes en Aäron gingen naar de Farao en deden wat de Heer had gezegd. Aäron gooide zijn staf op de grond, terwijl de Farao en zijn dienaren toekeken. De staf veranderde in een slang.
11 Toen riep de Farao de Egyptische geleerden en tovenaars. Zij deden door hun toverkunsten hetzelfde.