21 Maar de dienaren die het niet geloofden, lieten hun knechten en hun vee op het veld.
22 De Heer zei tegen Mozes: "Steek je hand op naar de hemel. Dan zal het in heel Egypte gaan hagelen. De hagel zal op alle mensen, dieren en planten in Egypte vallen."
23 Toen stak Mozes zijn staf omhoog naar de hemel. En de Heer liet een zware onweersbui met hagel komen. Bliksemflitsen schoten naar de aarde en het hagelde in heel Egypte.
24 De bliksem flitste door de hagelbuien heen en in heel Egypte hagelde het verschrikkelijk. Het had nog nooit zó zwaar gehageld in de geschiedenis van het land.
25 De hagelstenen sloegen in heel Egypte alles plat wat op het veld was: mensen, dieren en planten. Ook alle bomen braken af door de hagel.
26 Alleen in het land Gosen, waar de Israëlieten woonden, hagelde het niet.
27 Toen liet de Farao Mozes en Aäron komen en zei tegen hen: "Ik zie nu dat ik ongehoorzaam aan de Heer ben geweest. De Heer is rechtvaardig, maar ik en mijn volk hebben verkeerd gedaan.