14 De wezens bewogen zich zo snel dat ze bliksemstralen leken.
15 Terwijl ik naar de wezens stond te kijken, zag ik opeens dat er op de grond naast elk wezen een soort wiel was.
16 Die wielen leken van turkoois . Ze waren alle vier hetzelfde. En het leek alsof er binnen elk wiel nóg een soort wiel was.
17 De wielen konden elke kant op gaan. Ze hoefden zich niet om te keren als ze een andere kant op gingen.
18 De velgen van de wielen waren ontzagwekkend hoog. En ze zaten rondom helemaal vol ogen.
19 Als de wezens bewogen, gingen de wielen naast hen mee. Als de wezens opstegen, stegen ook de wielen op.
20 De wezens gingen waarheen de Geest het wilde, en de wielen gingen tegelijk met hen mee. Want de geest van de wezens was ook in de wielen.