1 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, neem een zwaard dat zo scherp geslepen is als een scheermes. Scheer daarmee je haar en je baard af. Leg het haar daarna op een weegschaal en verdeel het in drie delen.
2 Eén derde deel van het haar moet je midden in de stad [ die je op de kleitegel getekend hebt ] verbranden. Doe dat wanneer de 390 dagen van de omsingeling van Jeruzalem voorbij zijn. Eén derde deel moet je met een mes rond de stad stukhakken. En één derde deel moet je laten wegwaaien in de wind. Dat betekent dat zij [ die vluchten ] altijd opgejaagd en in gevaar zullen zijn.
3 Maar houd een paar haren apart. Een paar daarvan moet je vastmaken in de plooien van je mantel.
4 De andere gooi je in het vuur, zodat ze verbranden. Dat betekent dat Ik het vuur van mijn woede over het volk Israël uitstort.
5 Dit zegt de Heer: Zo zal het gaan met Jeruzalem. Ik had van Jeruzalem het middelpunt van vele volken en landen gemaakt.
6 Maar de bewoners wilden mijn wetten niet gehoorzamen. Ze waren zelfs slechter dan de andere volken, en ongehoorzamer dan de landen om hen heen. Ze hebben zich niets aangetrokken van mijn wetten en leefregels. Ze hebben zich er niet aan gehouden.
7 De Heer zegt: jullie zijn koppiger en eigenwijzer dan de volken om jullie heen. Jullie hebben je niet gehouden aan mijn wetten en leefregels. Jullie hebben je zelfs niets aangetrokken van de wetten en leefregels van de volken om jullie heen.
8 Daarom zal Ik jullie straffen! Alle volken zullen het zien.
9 Ik zal jullie zwaarder straffen dan Ik ooit heb gedaan of ooit nog zal doen. Want jullie hebben vreselijke dingen gedaan.
10 Er zal zó'n zware hongersnood komen, dat vaders hun kinderen opeten en kinderen hun vaders opeten. Ik zal jullie op allerlei manieren straffen. En wie er dan nog van jullie zijn overgebleven, zal Ik naar alle windrichtingen wegjagen.
11 Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Heer: omdat jullie mijn heiligdom hebben bedorven met jullie walgelijke godenbeelden, zal Ik Mij terugtrekken. Ik zal jullie vernietigen en geen genade met jullie hebben.
12 Eén derde deel van jullie zal door de pest en de honger sterven. Eén derde deel zal door het zwaard worden gedood. En één derde deel zal Ik naar alle windrichtingen wegjagen. Zij zullen altijd opgejaagd en in gevaar zijn.
13 Zo zal Ik jullie straffen. Ik zal mijn woede op jullie koelen. En jullie zullen beseffen dat Ik een jaloers God ben [ die niet wil dat jullie andere goden hebben ].
14 Ik zal jullie land en stad verwoesten. Er zullen alleen puinhopen van overblijven. Jullie zullen je vreselijk schamen dat dat gebeurt. Iedereen die voorbij gaat, zal het zien.
15 Jullie zullen voor schut staan en uitgelachen worden. De volken om jullie heen zullen geschokt zijn als ze zien hoe zwaar Ik jullie straf. Ik, de Heer, heb het gezegd.
16 Ik zal de dodelijke pijlen van hongersnood op jullie afschieten. De honger zal steeds groter worden, tot er helemaal geen eten meer is. Zo zal Ik jullie doden.
17 Ik zal honger en wilde dieren op jullie afsturen. Daardoor zullen jullie kinderen sterven. Jullie zullen sterven door de pest, de honger en het zwaard. Ik, de Heer, zal doen wat Ik heb gezegd."