11 (ook al deed zijn vader die niet). Hij brengt wel offers aan de afgoden, gaat naar bed met de vrouw van een ander,
12 behandelt arme mensen slecht, geeft iets wat hij als onderpand heeft genomen niet terug, aanbidt walgelijke afgoden, doet vreselijke dingen,
13 leent geld uit tegen een veel te hoge rente – zou zo iemand dan in leven blijven? Nee, hij zal gedood worden. Het is zijn eigen schuld dat hij sterft.
14 Maar stel dat hij een zoon krijgt die niet meedoet met de slechte dingen die hij zijn vader ziet doen.
15 Hij brengt geen offers op de bergen, aanbidt geen walgelijke afgoden, gaat niet naar bed met de vrouw van een ander, behandelt niemand slecht,
16 geeft alles terug wat hij van iemand als onderpand heeft genomen, steelt niets, geeft eten aan mensen die honger hebben en kleding aan mensen die geen kleren hebben,
17 is niet oneerlijk, leent geen geld uit tegen een veel te hoge rente, houdt zich aan mijn wetten en leefregels en is trouw aan Mij – dan zal hij blijven leven.