21 Maar stel dat een slecht mens spijt heeft van alle slechte dingen die hij heeft gedaan. Stel dat hij zich voortaan aan mijn wetten en leefregels houdt en leeft zoals Ik het wil – dan zal hij blijven leven. Hij zal niet sterven.
22 Ik vergeef hem alle slechte dingen die hij heeft gedaan. Omdat hij een goed mens is geworden, zal hij blijven leven.
23 Denken jullie soms dat Ik blij ben met de dood van een slecht mens? Nee, Ik heb veel liever dat hij spijt krijgt en zijn leven verandert, zodat hij mag blijven leven.
24 Maar stel dat een goed mens verandert en oneerlijk wordt en alle vreselijke dingen doet die slechte mensen doen – zal hij dan blijven leven? Nee, Ik zal niet langer rekening houden met zijn goede daden. Omdat hij ontrouw aan Mij is geworden en omdat hij slechte dingen is gaan doen, zal hij sterven.
25 Toch zeggen jullie: 'De Heer is niet eerlijk. Hij doet het verkeerd!' Maar luister naar Mij, volk van Israël! Doe Ík het verkeerd? Is het niet juist zo, dat júllie verkeerd doen?
26 Als iemand niet langer leeft zoals Ik het wil, maar een slecht mens wordt, dan sterft hij vanwege de slechte dingen die hij gedaan heeft.
27 En als een slecht mens spijt krijgt en gaat leven zoals Ik het wil, dan zal hij in leven blijven.