6 Hij ging mee op jacht met de andere leeuwen.Want hij was een sterke jonge leeuw die zijn prooien verscheurde.Hij verscheurde mensen!
7 Hij maakte veel vrouwen weduwe en verwoestte de steden.Als hij brulde, beefden de mensen in het hele land van angst.
8 Toen verzamelden de volken zich om hem heen.Ze wierpen hun vangnetten over hem heen en vingen hem in een valkuil.
9 Ze deden een haak door zijn neus en sleepten hem daaraan een kooi in.Zo brachten ze hem naar de koning van Babel.Daar zetten ze hem gevangen.Zo zou zijn gebrul nooit meer te horen zijn op de bergen van Israël.
10 In de tijd dat het nog goed met jullie ging,was jullie moeder als een wijnstruik die aan het water is geplant. De struik kreeg steeds meer takken en ook veel druiven,doordat er zoveel water was.
11 Het waren sterke takken,geschikt om er een heersersstaf van een koning van te maken.Eén tak van de wijnstruik groeide verder omhoog dan de andere takken.Hij stak boven de andere uit.Hij viel op omdat hij zo groot was en veel zijtakken had.
12 Maar iemand rukte in zijn woede de struik uit en smeet hem weg. In de hete oostenwind verdroogden de druiven.Ook de sterke tak verdroogde en werd verbrand.