8 Maar ze waren koppig en ongehoorzaam. Ze wilden Mij niet gehoorzamen. Ze stopten niet met het doen van walgelijke dingen. En ze hielden niet op met het aanbidden van die walgelijke Egyptische goden. Daarom had Ik hen eigenlijk al in Egypte willen straffen.
9 Maar dat heb Ik niet gedaan, vanwege mijn eigen eer. Want Ik wilde de andere volken laten zien dat Ik de Israëlieten inderdaad uit Egypte zou bevrijden, zoals Ik had beloofd. Ik wilde dat ze zouden weten dat IK BEN wie Ik zeg dat Ik ben [ en dat Ik Mij aan mijn woord houd ].
10 Ik bevrijdde hen uit Egypte en bracht hen in de woestijn.
11 Daar gaf Ik hun mijn wetten en leefregels – wie zich daaraan houdt, zal daardoor leven.
12 Ook gaf Ik hun de heilige rustdagen [ en mijn feesten ]. Daardoor zouden ze onthouden dat ze mijn volk waren.
13 Maar ze waren in de woestijn ongehoorzaam aan Mij. Ze hielden zich niet aan mijn wetten en leefregels – wie zich daaraan houdt, zal daardoor leven. Ze hielden zich ook niet aan mijn heilige rustdagen [ en mijn feesten ]. Daarom wilde Ik hen toen eigenlijk voor straf in de woestijn vernietigen.
14 Maar dat heb Ik niet gedaan, vanwege mijn eigen eer. Ik wilde dat de volken zouden zien dat IK BEN [ wie Ik zeg dat Ik ben ]. Ik wilde niet dat ze zouden denken dat Ik niet doe wat Ik heb beloofd. Want ze hadden gezien hoe Ik mijn volk uit Egypte had gered.