25 De schepen uit Tarsis zongen over je,omdat ze met jou handel konden drijven.
26 Je roeiers brachten je op het wijde water.Maar een storm uit het oosten vernielt je, midden op zee.
27 Je schatten, je koopwaar, je matrozen, je hele bemanning,je timmermannen, je handelaars, je krijgers,ja, iedereen aan boord zinkt weg in de diepe zeeop de dag dat je vergaat.
28 De mensen in de steden bevenals ze horen hoe je matrozen schreeuwen van angst.
29 De roeiers, de bemanning en de matrozen van andere schepenzullen hun schepen verlaten en op het vasteland blijven staan.
30 Ze jammeren luid over je en schreeuwen het uit.Ze gooien stof op hun hoofden gaan in het stof op de grond zitten omdat ze zo verdrietig zijn.
31 Ze scheren hun hoofd kaalen doen rouwkleren aan omdat je er niet meer bent.Diepbedroefd huilen ze over je.