4 De mensen die jou bouwden, maakten je tot iets prachtigs.Je lag midden in de zee.
5 Je leek wel een schip, gebouwd van cipressenhout uit Senir.Een cederboom van de Libanon was je mast.
6 Je roeiriemen waren van eikenhout van Basan.Je dek was van cipressenhout van Cyprus, ingelegd met ivoor.
7 Je zeil was van prachtig geborduurd linnen uit Egypte.Je dektent was van prachtige blauwe en rode stoffen van de eilanden van Elisa.
8 Je roeiers waren mannen uit Sidon en Arvad.Je beste zeelui waren bij jou aan boord als matroos.
9 Je werd gerepareerd door knappe timmermannen uit Gebal. Tyrus, alle zeeschepen kwamen naar jouom met jou en elkaar koopwaar te ruilen.
10 Mannen uit Perzië, Lydië en Putdeden bij jou dienst in het leger.Ze hingen hun schilden en helmen aan je muren.Zij maakten je beroemd.