6 en met de legers uit Gomer, uit Togarme en uit het verre noorden, met al hun krijgers. Ik kom u halen, u en alle volken die zich bij u aangesloten hebben.
7 Maak u klaar en bewapen u, met al uw legers die zich bij u verzameld hebben. U zal hun aanvoerder zijn.
8 Over een poos zal Ik u roepen voor de strijd. Aan het eind van de tijd zult u strijden tegen een land dat zich net heeft hersteld van de oorlog. Dat volk is uit andere landen teruggekomen. Het is op de bergen van Israël gaan wonen die een wildernis waren geworden. Daar wonen ze in vrede.
9 U en uw legers zullen tegen hen optrekken als een verwoestende storm, als een grote, dreigende wolk die het land bedekt.
10 Want in die tijd, zegt de Heer, zal er een kwaadaardig plan in u opkomen.
11 U wil met uw legers dat land aanvallen waar alleen maar dorpen zijn. Ze hebben geen muren, grendels of poorten. De mensen leven er in vrede en verwachten geen gevaar.
12 U hoopt op een grote buit uit de plaatsen die verwoest waren maar nu weer bewoond worden. U wil het volk beroven dat is teruggekomen uit de landen er omheen. Want sinds dat volk weer in zijn eigen land woont, is het weer rijk geworden en heeft het veel vee gekregen.