3 Maar daar zal Ik uw boog en uw pijlen uit uw handen slaan.
4 U zal worden gedood op de bergen van Israël, samen met de legers van de volken die u kwamen helpen. U zal worden opgegeten door de roofvogels en de wilde dieren.
5 U zal op het veld blijven liggen. En Ik doe wat Ik gezegd heb, zegt de Heer.
6 Ik zal vuur zenden in Magog en in de landen die rustig langs de kust wonen. Ze zullen beseffen dat Ik de Heer ben.
7 Ik zal aan mijn volk Israël laten zien wie Ik ben. Ik zal ervoor zorgen dat er geen dingen meer over Mij gezegd worden die niet waar zijn. De volken zullen weten dat Ik de heilige God van Israël ben.
8 Het gaat gebeuren! De dag waarover Ik gesproken heb, komt eraan!
9 Dan zullen de Israëlieten uit hun steden komen. Ze zullen de wapens verzamelen die het leger van Gog heeft achtergelaten. Van de schilden, bogen, pijlen, knotsen en speren kunnen ze zeven jaar lang hun vuren stoken.