13 Want ook de Israëlieten zullen onrein brood eten wanneer ze bij de volken wonen waar Ik hen naartoe zal jagen."
14 Maar ik zei: "Nee Heer, dat kunt U mij niet aandoen! Ik heb me nooit onrein gemaakt! Nooit heb ik dieren gegeten die door wilde beesten waren gedood. Nooit heb ik vlees gegeten dat U heeft verboden."
15 Toen zei Hij tegen mij: "Goed, dan mag je koemest gebruiken voor het vuur waarop je de gerstekoeken bakt."
16 Toen zei Hij tegen mij: "Mensenzoon, Ik zal ervoor zorgen dat er geen eten meer naar Jeruzalem komt. Vol verdriet zullen ze brood eten in een afgemeten hoeveelheid. Vol verdriet zullen ze water drinken in een afgemeten hoeveelheid.
17 Ze zullen gebrek hebben aan water en brood. Door hun eigen schuld zullen ze langzaam sterven, diep geschokt over wat er is gebeurd."