1 [ De Heer zei: ] "Jullie moeten het land verdelen onder het volk Israël, door er over te loten. Jullie moeten ook een deel van het land aan Mij geven: een stuk van 25.000 el [ (13,25 km) ] lang en 20.000 el [ (10,6 km) ] breed. Dit hele stuk zal voor Mij zijn.
2 Van dat stuk grond is een vierkant stuk van 500 el [ (265 m) ] breed en 500 el lang voor de bouw van de tempel. Er moet aan alle kanten een vrij stuk grond omheen zijn van 50 el [ (26,5 m) ].
3 Meet een strook grond af van 25.000 el [ (13,25 km) ] lang en 10.000 el [ (5,3 km) ] breed. In dat gebied zal de tempel met daarin de allerheiligste kamer worden gebouwd.
4 Het zal een heilig gebied zijn. Daar mogen de priesters wonen die Mij mogen dienen in de tempel. Daar mogen ze hun huizen bouwen.
5 Het andere stuk van 25.000 el [ (13,25 km) ] lang en 10.000 el [ (5,3 km) ] breed is de plaats waar de andere Levieten mogen wonen. Ze zullen er 20 kamers hebben.
6 Naast het gebied dat voor Mij is, komt een gebied van 5000 el [ (2,65 km) ] breed en 25.000 el [ (13,25 km) ] lang. Daarin komt een stad waar de andere Israëlieten mogen wonen.