15 De 5000 el [ (2,65 km) ] die in de breedte overblijft langs de grens van 25.000 el [ (13,25 km) ], is niet voor Mij. Het is voor gewoon gebruik. Er moet een stad gebouwd worden, met een open ruimte er omheen voor akkers en weiden. De stad moet in het midden van de open ruimte liggen.
16 Dit zijn de maten van de stad: de noordkant, zuidkant, oostkant en westkant van de stad moeten allemaal 4500 el [ (2,4 km) ] zijn.
17 Rond de stad moet aan alle kanten een open ruimte zijn van 250 el [ (132,5 m) ] voor akkers en weiden.
18 Aan de oostkant en de westkant daarvan blijft dan 10.000 el [ (5,3 km) ] over langs het gebied waar de priesters uit de familie van Zadok wonen. Die grond is voor velden en akkers voor de mensen die in de stad wonen en werken.
19 De mensen die in de stad werken, zullen komen uit alle stammen van Israël.
20 Het hele gebied dat voor Mij is, zal een vierkant zijn van 25.000 el [ (13,25 km) ] breed en 25.000 el lang. En de stad ligt in dat gebied.
21 De delen die daarnaast dan nog over zijn, zijn voor de koning. Zijn gebied is zo breed als het gebied dat voor Mij is, en loopt aan de oostkant vanaf die grond tot aan de oostgrens, en aan de westkant vanaf die grond tot aan de zee. Het gebied dat voor Mij is en de tempel liggen in het midden van dat gebied.