27 Langs het gebied van de stam van Zebulon, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Gad één deel.
28 Langs het gebied van de stam van Gad loopt de zuidgrens vanaf Tamar naar het water van Meriba bij Kades, langs de Beek [ van Egypte ] tot aan de Grote Zee.
29 Dit is het land dat jullie moeten verloten onder de stammen van Israël, en zo moet de grond verdeeld worden, zegt de Heer."
30 en
31 [ De Heer zei: ] "De poorten van de stad zullen genoemd worden naar de stammen van Israël. Aan de noordkant, die 4500 el [ (2,4 km) ] lang is, komen drie poorten: de Rubenpoort, de Judapoort en de Levipoort.
32 Aan de oostkant, die 4500 el lang is, komen drie poorten: de Jozefpoort, de Benjaminpoort en de Danpoort.
33 Aan de zuidkant, die 4500 el lang is, komen drie poorten: de Simeonpoort, de Issascharpoort en de Zebulonpoort.