5 Langs het gebied van de stam van Manasse, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Efraïm één deel.
6 Langs het gebied van de stam van Efraïm, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Ruben één deel.
7 Langs het gebied van de stam van Ruben, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Juda één deel.
8 Langs het gebied van de stam van Juda begint het deel dat voor Mij is. Het moet 25.000 el breed zijn en van oost tot west moet het net zo lang zijn als de delen die de stammen krijgen. Het heiligdom zal in het midden liggen.
9 Het eerste deel daarvan is 25.000 el [ (13,25 km) ] lang en 10.000 el [ (5,3 km) ] breed.
10 In dat noordelijke deel zullen de priesters wonen. Daarlangs ligt het heiligste deel. Dat gebied zal aan de noordkant 25.000 el [ (13,25 km) ] lang zijn, aan de oostkant 10.000 el breed, aan de zuidkant 25.000 el [ (13,25 km) ] lang en aan de westkant 10.000 el [ (5,3 km) ] breed. De tempel van de Heer zal in het midden van dat gebied liggen.
11 In dit gebied zullen de priesters uit de familie van Zadok wonen. Want zij hebben Mij altijd trouw gediend. Ze hebben niet met de andere Levieten meegedaan toen de Israëlieten ontrouw aan Mij werden.