2 Vast voedsel was te zwaar voor u en dat is helaas nog steeds het geval. Ook nu nog wordt u door uw eigen verlangens beheerst.
3 Want als u jaloers bent en elkaar niet kunt verdragen, wordt u blijkbaar nog door uw eigen verlangens beheerst. Dan bent u net als de ongelovige mensen.
4 Als de een zegt bij Paulus te horen en de ander bij Apollos, is dat erg menselijk geredeneerd.
5 Wie is Apollos en wie ben ik? God heeft ons willen gebruiken om u tot het geloof in Christus te brengen, ieder van ons zoals de Here het ons opgedragen heeft.
6 Ik heb het geloof in u geplant, Apollos heeft het verder verzorgd, maar alleen God kon het laten groeien.
7 De planter en de verzorger zijn niet belangrijk, maar God wel. Hij geeft de groei.
8 De planter en de verzorger kunnen niet zonder elkaar. Zij krijgen allebei de beloning die hun toekomt, afhankelijk van het werk dat zij deden.