4 en de staart van de draak veegde een derde deel van de sterren weg en slingerde die naar de aarde. De draak stond voor de vrouw om haar kind te verslinden, zodra het geboren was.
5 De vrouw bracht een jongen ter wereld, die alle volken van de wereld met een ijzeren staf zal regeren. Maar het kind werd van haar weggerukt en naar de troon van God gebracht.
6 De vrouw vluchtte de woestijn in, waar God een schuilplaats voor haar had. Daar zou zij twaalfhonderdzestig dagen lang verzorgd worden.
7 Toen brak in de hemel oorlog uit. Michaël en zijn engelen vochten tegen de draak. De draak en zijn engelen vochten terug,
8 maar werden verslagen en uit de hemel weggejaagd.
9 De grote draak, de oude slang, ook wel duivel of Satan genoemd, die alle mensen ter wereld verleidt, werd met zijn engelen op de aarde gegooid.
10 Ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ‘Eindelijk is het zover. God heeft de bevrijding gebracht. Hij heeft zijn macht gebruikt om zijn Koninkrijk te vestigen. Hier heeft zijn Christus nu het gezag. De aanklager die onze broeders en zusters dag en nacht voor God beschuldigd heeft, is uit de hemel gegooid.